Mijn eerste gedachten hierover zijn gevormd in het jaar 2000. Als neurobioloog had ik zojuist mijn promotieonderzoek afgerond naar de effecten van neuroprotectieve stoffen in modellen voor de ziekte van Parkinson en werkte ik als visiting fellow op het National Institute for Neurological Disorders and Stroke in Bethesda, Maryland. Mijn promotor had hoog opgegeven over de effecten van een de mogelijk beschermende stoffen die we hadden gevonden in diermodellen. Zou dit het neurodegeneratieve proces bij mensen met de ziekte van Parkinson kunnen remmen? Het verhaal haalde meerdere kranten en Sonja Barend. Ik worstelde aan de andere kant van de oceaan met al deze voortvarendheid. Op een dag zocht een vertegenwoordiger van de National Parkinson Foundation contact met mij. We spraken af in een plaatselijk café. Ik trof een man in een rolstoel. Hij had de berichtgeving over mijn promotieonderzoek gelezen. Zijn eerste vraag aan mij was of ik begreep dat onze vondst, en met name de publieke aandacht hieraan, mensen zoals hij valse hoop kon geven. Daarna spraken we lang en indringend over zijn ervaringen met de ziekte van Parkinson, inclusief het stigma en het proces van acceptatie en adaptatie wat hij doormaakte. Het gesprek heeft veel indruk op mij gemaakt en mij laten nadenken over de vraag hoeveel ik echt van deze ziekte wist, als ik de geleefde ervaringen van mensen die hier van dag tot dag mee hadden te leven, niet kende.

De ideeën over de rol van de universiteit zijn aan verandering onderhevig. Waar in de jaren tachtig en negentig de zogenaamde onafhankelijke en waardenvrije wetenschap centraal stond en het doen van onderzoek verheven leek boven het geven van goed onderwijs of het hebben van maatschappelijk waarde, komt hier eind jaren negentig langzaam een kentering in. Met name het belang van goed onderwijs en de ontwikkeling van de student wordt (opnieuw) erkend en herkend. In deze ontwikkeling kan ook de oprichting van de eerste University Colleges worden gezien. Universiteit Utrecht richt onder leiding van Hans Adriaansens, eerst University College Utrecht en in 2004 University College Roosevelt op. De colleges richten zich op excellent onderwijs, en naast een rol voor de natuurwetenschappen, wordt er waarde gehecht aan geesteswetenschappen en sociale wetenschappen als onderdeel van het curriculum. De brede ontwikkeling van de student staat centraal. In deze tijd spraken we veel van excellent onderwijs; UCR werd het Oxford in Zeeland genoemd in de documentaire van VPRO-tegenlicht. Dit label wordt in de loop van de tijd als enigszins elitair ervaren en onvoldoende afgestemd op de problemen van de samenleving. Toch toont UCR in alle jaren veel maatschappelijke betrokkenheid en initieert het projecten zoals Terra en Going Glocal, waarin studenten worden gekoppeld aan lokale gemeenschappen en waarin ze mondiale kwesties verkennen in een lokale context. Ook de studenten zelf nemen veel initiatieven. Net als UCR heeft alma mater UU ook altijd een meer of minder expliciete relatie gehad met de samenleving, maar in de afgelopen jaren komt deze, gevoed door globale crises in een ander licht te staan1. We vragen ons meer dan ooit openlijk af welke rol we zouden moeten spelen bij de grote maatschappelijke transities waar we middenin zitten, zoals de klimaatverandering, digitalisering en AI en demografische en culturele veranderingen als gevolg van vergrijzing en migratie. De snel veranderende gezondheidszorg is een ander voorbeeld van een dergelijke transitie. Onze vergrijzende bevolking en het tekort aan personeel zorgen voor een toenemende druk op ons gezondheidszorgsysteem, wat de toegankelijkheid van de zorg aantast, vooral voor ouderen en kwetsbare groepen 2,3,4.

Welke rol kan het hoger onderwijs en UCR in bijzonder daarin spelen? Andere competenties in de zorg en het welzijnsdomein lijken hard nodig en hiervoor komt aandacht in de curricula 5,6. Universiteit Utrecht kent de nieuwe Utrechtse school en de “Medical Humanities” waar samenwerken tussen verschillende disciplines, kritisch en creatief denken en het patiënten perspectief centraal staan. Ook de sterk vergrootte aandacht in alle faculteiten en colleges voor interdisciplinair samenwerken past hierbij. Ook Hogescholen doen volop mee, de HZUAS ontwikkelt bijvoorbeeld een master sustainable transitions. Naast het bundelen van kennis en kunde van uiteenlopende disciplines zoeken we ook nieuwe vormen van samenwerking en leren.

Community engaged learning oftewel maatschappelijk betrokken leren, is hier een goed voorbeeld van. Het is vorm van ervaringsleren waarbij studenten in nauwe samenwerking met maatschappelijke partners aan een maatschappelijk vraagstuk werken. Het gaat bij Community engaged learning (CEL) niet alleen om een nieuwe vorm van ervaringsleren, maar ook om een nieuwe vorm van samenwerken, waarin kennis en kunde van alle partners evenwichtig wordt meegenomen. De UU heeft een CEL programmaraad opgericht onder leiding staan van CEL Dean James Kennedy en met ambassadeurs vanuit de verschillende faculteiten en de colleges, waar ik onderdeel van mag zijn. De missie is het stimuleren en implementeren van maatschappelijk betrokken onderwijs en onderzoek.

Ik wil in deze rede graag uiteenzetten wat de waarde van maatschappelijke betrokkenheid en community engaged leren zou kunnen zijn voor het werken aan de transitievraagstukken, in het bijzonder in zorg en gezondheid. Ik start met een schets van het maatschappelijke vraagstuk, namelijk hoe heeft de gezondheidszorg en onze kijk op gezondheid zich in de laatste jaren ontwikkeld. Ten tweede neem ik u mee in hoe de rol van zowel burgers als zorgprofessionals is veranderd en wat dat vraagt van de samenleving en onze huidige en toekomstige zorgprofessionals. En tot slot stel ik de vraag wat de waarde van CEL is voor deze vraagstukken en hoe we hier als college binnen de UU en binnen Zeeland een bijdrage aan kunnen leveren.

De ontwikkeling van de gezondheidszorg

In de komende jaren zal het aantal ouderen verder stijgen van 800.000 nu naar 1,6 miljoen 80-plussers in 2040 7. Zeeland is een provincie waar de vergrijzing prominent aanwezig is. De vergrijzende bevolking en het toenemende aantal mensen met één of meerdere chronische ziekten zal, gecombineerd met een stijgende levensverwachting, de zorgvraag vergroten en extra druk op de zorg leggen. Naast vergrijzing hebben we ook te maken met ontgroening van de samenleving. Er zijn minder jonge mensen die de zorg en ondersteuning kunnen bieden aan de toenemende groep zorgvragers. Nu al is de arbeidsmarkt krap. Uit cijfers van Actiz blijkt dat, als we de zorg op dezelfde manier blijven inrichten, het arbeidsmarkttekort in de verpleging en verzorging stijgt van 26.000 mensen in 2020 naar 243.000 mensen in 2050 8. Ook het aantal informele zorgverleners, namelijk mantelzorgers en vrijwilligers, is dalende. De groep die verreweg de meeste mantelzorg biedt zijn mensen tussen de 50 en 74 jaar. In 2020 waren er nog gemiddeld 14 mensen uit deze groep potentieel in staat informele zorg te bieden aan één 85-plusser. In 2040 zijn er per 85-plusser nog maar 6 nabije betrokkenen in diezelfde leeftijdscategorie over 9, 10. In Nederland zijn de zorgkosten de afgelopen jaren gestegen met zo’n 6% per jaar. In 2000 waren de uitgaven aan zorg en welzijn 12% van het bbp. In 2019, was dat opgelopen tot 23%. Het idee dat er steeds meer geld naar de zorg moet is onhoudbaar en niet alleen een financieel maar ook moreel dilemma, immers meer geld naar de zorg betekent minder geld naar sociale zekerheden, onderwijs en infrastructuur. Kortom er is een groeiende zorgkloof die niet is op lossen met nog meer geld 11.

Hoe heeft de gezondheidszorg zich ontwikkeld, deels als reactie op die zorgkloof? Ten eerste is er meer aandacht gegaan naar technologische innovaties, waaronder AI, om bijvoorbeeld de administratieve last voor het personeel te verminderen. Tegelijkertijd zien we dat de innovaties onvoorspelbaar zijn in hun snelheid van ontwikkeling en toepassing, en tijd en geld kosten. Daarnaast heeft de komst van het internet ertoe geleid dat mensen op elke plaats en tijd toegang te krijgen tot gezondheidsinformatie 12,13. Ten tweede is de inrichting van de zorg langzaam aan het veranderen. Specialistische zorg wordt gecentraliseerd en andere vormen van zorg worden in de wijk georganiseerd. De invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning heeft bijgedragen aan deze beweging; burgers worden zoveel mogelijk thuis ondersteunt met ambulante zorg. Ook ouderen moeten vooral zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen, eventueel met zorgondersteuning. Voortaan is de oudere zelf, of de familie van de oudere, verantwoordelijk voor de organisatie van de zorg. Ten derde is er een steeds groter besef dat een groot deel van de chronische ziekten waar we aan leiden deels te voorkomen zijn. De metanalyse van de Lancet Commissie voor dementie preventie, interventie en zorg maakt inzichtelijk welke risicofactoren bijdragen aan de prevalentie van dementie14.  Zij berekenden dat 45% van de risico factoren modificeerbaar en dus in principe te voorkomen zijn. Helaas hebben deze inzichten nog onvoldoende geleid tot meer aandacht voor preventie. We geven jaarlijks gemiddeld 5000 euro per Nederlander uit aan zorg voor mensen die al ziek zijn, terwijl gemiddeld slechts een paar tientjes aan preventie wordt gespendeerd 15.  Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het in 2018 afgesloten preventieakkoord wat zich richt op overgewicht, alcoholgebruik en roken, zijn doelen niet gaat halen 16.

Technologie, langer thuis wonen, inzichten in preventie en de toegenomen kennis over gezondheid hebben allemaal geleid tot een andere rol voor en andere verwachtingen van burgers. Zelfbeschikking is een kernwaarde in de gezondheidszorg geworden: het recht om zonder inmenging van anderen (autonoom) te beslissen over je eigen lichaam en gezondheid, op basis van je eigen normen en waarden. Naast meer rechten, lijken er ook meer plichten te zijn. Er wordt een steeds groter beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Om echter van het recht op zelfbeschikking te komen tot zelfredzaamheid, is eigen kracht nodig, het vermogen en de competenties om het eigen leven te regisseren. Dat vermogen is niet altijd aanwezig bij ziekte of andere beperkingen. Minder mondige burgers kunnen buiten de boot vallen. Onderzoek van het Nivel onderschrijft dit beeld en laat zien dat ca 47% van de 65-plussers gezondheidsanalfabeet is, met andere woorden, deze mensen vinden het lastig de zorg te regelen en regie te nemen over hun eigen gezondheid 17, 18. Daarnaast heeft maar liefst 10% van de ouderen en migranten geen enkel sociaal netwerk waar ze op terug kunnen vallen en die hen kunnen ondersteunen in het regelen van de zorg 19, 20. Bij mensen met beperkingen gaat het zelfs om ongeveer 1 op de 5 mensen20. Kortom, er zijn systematische verschillen in de kansen die groepen hebben om een optimale gezondheid te bereiken, wat leidt tot grote en vermijdbare verschillen in gezondheidsstatistieken zoals levensverwachting; iemands postcode is belangrijker voor de gezondheid dan iemands genetische code 21.

Naast dat de gezondheidszorg zich heeft ontwikkeld is ook onze blik op wat gezondheid is veranderd. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekten of gebreken. Deze definitie is onder heftige kritiek komen te staan. Het woord volledig suggereert onbedoeld dat mensen met bijvoorbeeld chronische ziekten ongezond verklaard worden. De definitie zou ervoor gezorgd hebben dat er te veel nadruk ligt op biomedische benaderingen, die zich vooral richten op het diagnosticeren en behandelen van ziekten, met beperkte aandacht voor preventie, gezondheidsbevordering en welzijn.

Velen, waaronder Machteld Huber, pleitten voor een nieuwe conceptualisatie van gezondheid, waarbij veerkracht, het vermogen tot aanpassing en zelfmanagement in het licht van sociale, fysieke en emotionele uitdagingen centraal staat 22.  Dit concept is verder uitgewerkt tot positieve gezondheid, dat de volgende zes dimensies omvat: lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, participatie en dagelijks functioneren. Deze dimensies zijn afgeleid van de antwoorden van patiënten en burgers op de vraag wat zij als indicatoren van ‘gezondheid’ beschouwen. Het onderzoek van Huber liet zien dat clinici, onderzoekers, beleidsmakers en burgers verschillend denken over de waarde van elke dimensie23. Terwijl clinici en beleidsmakers focussen op de fysieke dimensie vinden burgers dat zingeving en participatie minsten zo belangrijk zijn.

Dit blijkt niet alleen de mening van burgers te zijn, de wetenschap onderschrijft een duidelijke relatie tussen de dimensies zingeving en participatie enerzijds en gezondheidsklachten en levensverwachting anderzijds. Een gebrek aan zingeving en sociale exclusie zijn belangrijke oorzaken van eenzaamheid. Frequente gevoelens van eenzaamheid verhogen de kans op dementie en is als sterftefactor te vergelijken met roken 24. Dit betekent dat gezondheidsbevordering zich ook op factoren als zingeving en participatie moet richten en niet enkel op fysieke gezondheid zoals meer bewegen. De inzichten dat er systemische ongelijkheden zijn in zorg en gezondheid en dat niet alleen fysieke gezondheid maar ook mentale en sociale gezondheid kernwaarden zijn die bovendien sterk onderling gerelateerd zijn, suggereren dat een holistische benadering van zorg en gezondheid kan bijdragen aan het verkleinen van de zorgvraag en aan het bestrijden van de gezondheidsongelijkheid. Deze holistische benadering zou in mijn visie moeten bestaan uit twee aan elkaar gerelateerde componenten. De eerste is een benadering waarin niet enkel fysieke en mentale aspecten maar ook sociale aspecten worden meegenomen. Ten tweede een benadering waarin ziekte niet in isolatie maar in de culturele, sociale en persoonlijke context wordt gezien met oog voor diversiteit.

De veranderende rol van de burgers en zorgprofessionals

Hoe verandert dit de rol van de burger en de samenleving enerzijds en van onze huidige en toekomstige zorgprofessionals anderzijds? Laat ik beginnen met de rol van de burger en de samenleving. Er wordt in beleid gesproken over een zogenaamde weerbare samenleving met zelfredzame burgers. Maar het begrip weerbaarheid wordt nog vooral gezien op het niveau van het individu en het vermogen van mensen om psychologische, sociale, culturele en fysieke hulpbronnen aan te spreken bij tegenslagen wat zou leiden tot zelfredzame burgers. Ik kan mij goed vinden in de analyse van emeritus-hoogleraar Humanisme en Sociale Weerbaarheid Anja Machielse 25, ik citeer: “weerbaarheid is geen individuele eigenschap maar een begrip dat vorm en inhoud krijgt in de sociale context waarin mensen leven.” Zij pleit voor een weerbare samenleving die alle mensen includeert en accepteert, ook als ze de uitdagingen van de moderne tijd niet goed aankunnen. Ik zou hier nog aan willen toevoegen dat geen enkel mens alleen kwetsbaar en hulpbehoevend is en geen enkel persoon op elk vlak weerbaar. Ik neem als voorbeeld graag de ouderen van POSO en GENERO, enkelen van hen zijn hier vandaag. Ze zijn niet alleen ouderen, ze zijn soms ook patiënten en vaak pleitbezorgers voor goede zorg. Michael Ungar beschrijft een “sociale ecologie van weerbaarheid” waarin individuen veerkracht ontlenen aan de sociale cohesie en solidariteit in het sociale verband waarvan ze deel uitmaken 26. Met andere woorden in een weerbare samenleving is er sprake van effectief zelf en samen-management met ruimte voor het individu.

Naast een veranderende rol van de samenleving vraagt een nieuwe benadering van gezondheid en zorg een nieuwe manier van denken en doen van huidige zorgprofessionals en toekomstige zorgprofessionals, onze studenten. Het vraagt om een geïntegreerde training die klinische expertise combineert met het vermogen:

  • de onderliggende gezondheidsbehoeften van individuen in hun sociale context te doorgronden en aan te pakken
  • te pleiten voor veranderingen in gemeenschappen en systemen om zo onze gezondheidszorg vorm te geven voor de toekomst.
  • samen te werken met volksgezondheidsinstanties en burgers en hen betrekken bij het ontwerpen en leveren van diensten

De waarde van maatschappelijke betrokkenheid en CEL

Het is mijn aanname dat meer maatschappelijke betrokkenheid in het algemeen en CEL in het bijzonder, van waarde kunnen zijn in de transities waar we voor staan, in het bijzonder in de gezondheidszorgtransitie.  Maar wat zouden we precies waardevol kunnen vinden aan CEL en hoe geven we dat vorm. Ik bespreek graag drie aspecten met u die ik van waarde acht, namelijk de waarde van transformatief leren, de waarde van het gebruik van meerdere soorten kennis en de waarde van langdurige samenwerkingen. Ik heb daarbij geput uit mijn eigen bevindingen en wetenschappelijk onderzoek maar ook uit de ervaringen van mijn collega’s die intensief met CEL bezig zijn.

Ten eerste lijkt CEL bij te dragen aan diep en transformatief leren

Meerdere meta-analyses laten zien dat CEL (of service learning) een bijdrage levert niet alleen aan academische leeruitkomsten,27, 28 zoals kritisch denken en probleemoplossend vermogen, maar ook aan persoonlijke ontwikkeling zoals moreel redeneren en identiteitsvorming en maatschappelijke betrokkenheid, zoals cultureel bewustzijn en begrip van diversiteit. CEL lijkt het zogenaamde deep learning oftewel “diep leren” te bevorderden 29. Diep leren beschrijft de mate waarin een student betrokken is bij het leerproces. Studenten die deep learning-strategieën gebruiken, concentreren zich op zowel de inhoud als de onderliggende betekenis van hun studie. CEL is geïdentificeerd als een zogenaamde high impact practice, een van de 11 meest effectieve pedagogische praktijken voor het stimuleren van diep leren30.

Kan CEL naast diep leren ook leiden tot zogenaamd transformatief leren? Mezirow, de grondlegger van dit concept beschouwde transformatief leren als een diepgaande, structurele verschuiving in de basisuitgangspunten van denken, voelen en handelen. Transformatief leren is het anders gaan kijken naar eigen veronderstellingen of verwachtingen 31, 32. Dit type leren vindt plaats op momenten dat er dilemma’s zijn die leiden tot verwarring oftewel desoriëntatie. CEL lijkt hiervoor vaak de juiste voedingsbodem te bieden. Ik maak wel graag de kanttekening dat het onderzoek naar de effecten van CEL voor diep en transformatief leren voornamelijk in Angelsaksische landen is uitgevoerd 33, 34, 35. Het inzicht in de potentiële waarde van CEL voor leeruitkomsten van studenten in het Nederlandse hoger onderwijs en binnen de gezondheidszorg kan dus nog steeds versterkt worden en zie ik als een belangrijk onderwerp van studie.

Hoewel studies laten zien dat CEL effectief is, wil ik ook graag stilstaan bij de vraag waarom CEL effectief kan zijn. Inzicht in de werkende mechanismen kan namelijk richting geven aan de manier waarop we CEL onderwijs en onderzoek inrichten in de gezondheidszorg. Kennis over de principes van leren, gedrag en gedragsverandering uit de neurowetenschappen en sociale psychologie helpen hierbij. De eerste kritische component van CEL is dat het een vorm van ervaringsleren is waarbij niet alleen cognitieve systemen maar ook emotionele systemen in de hersenen worden geactiveerd. Klassiek onderzoek van McGaugh heeft aangetoond dat de arousal oftewel opwinding die ten grondslag aan deze emoties zowel de aandacht voor een ervaring, als de consolidatie ervan, versterken 36. Het evolutionaire principe hierachter is dat betekenisvolle ervaring vaak gepaard gaan met emoties en dat deze de moeite waard zijn herinnerd te worden, ten koste van minder betekenisvolle ervaringen. Het hebben van een ervaring die in gedeelde emoties opwekt tussen personen kan leiden tot het versterken van empathie. Empathie is het vermogen om affectieve en cognitieve toestanden van een andere persoon te ervaren en te begrijpen 37. Empathie stimuleert daarmee sociale nabijheid en verbondenheid 38. Het biedt een belangrijke manier om contact te maken met andere mensen, een beter begrip te ontwikkelen van hun behoeften en deze behoeften mee te nemen in ons handelen. Een vergroot empathisch vermogen kan toekomstige zorgprofessionals helpen gezondheidsbehoeften van individuen in hun sociale context te doorgronden en samen te werken met patiënten en gemeenschappen. Daarnaast kan vergrote empathie ook bijdragen aan de sociale cohesie tussen burgers39.

Studies laten zien dat CEL inderdaad kan bijdragen aan empathisch vermogen40. Het onderzoek wat we hebben uitgevoerd bij studenten van UCR en de HZUAS onderschrijft dit beeld. Deze studenten fungeerden als buddy voor een oudere met een vroeg stadium van dementie. Koppeling vond plaats na zorgvuldige inventarisatie van de mogelijkheden, talenten en interesses van de ouderen en de studenten. Het persoonlijke contact bedroeg een wekelijks bezoek over een periode van minimaal 5 maanden. Ons onderzoek laat zien dat dit contact in een belangrijke behoefte voorzag bij de ouderen. Uit de reflecties van de studenten bleek dat zij de gevoelens en gedragingen van de ouderen steeds beter begrepen en accepteerden, wat een toename in empathie suggereert. Empathie is niet iets wat in alle leeromgevingen kan worden gestimuleerd. De volgende drie condities zijn van belang.

Ten eerste is dat het kunnen waarnemen van de mentale en emotionele toestand van de ander. De sensorische input, dus het zien of horen van de ander, lijkt de belangrijkste conditie voor empathie; empathie kan bijvoorbeeld verhinderd worden door het inactiveren van de sensorische hersengebieden die hierbij zijn betrokken41. Met andere woorden het ervaringsaspect van CEL draagt sterk bij.

Ten tweede lijkt empathie met name plaats te vinden als de setting als voldoende veilig wordt ervaren door alle deelnemers 42. Dat wil niet zeggen dat CEL moet worden uitgevoerd in een zogenaamde safe spaces, maar dat alle betrokkenen voldoende voorbereid moeten zijn op complexe interpersoonlijk ervaringen. Negatieve gevoelens zoals pijn en verdriet die complexe situaties kunnen opwekken leiden namelijk alleen tot pro-sociaal en empathisch gedrag als de ontvanger de eigen emotionele reactie kan reguleren. Een gebrekkige regulatie geeft stress, wat zelf-beschermend gedrag bevordert en de empathische respons juist vermindert. Dat studenten enige koudwatervrees hebben voor CEL cursussen blijkt ook uit de citaten van een student in de cursus van collega Nancy Mykoff.

 “. I feel as though I am out of my depth and far from qualified for this course…I’m also a bit intimidated by how student-driven this course is…I’m hoping this is just -first-class session jitters and that I will be able to overcome these issues and take initiative, because aside all of that, I’m quite excited about the course. I think it’s an incredible opportunity to not just learn but to be able to do something with what I’ve learnt for once…I also think it’s a unique chance to learn how best to position myself as an ally, considering this class will actually involve working with and hearing from a community instead of just reading about them in class.”

Het trainen van persoonlijke en professionele vaardigheden kan studenten voorbereiden op activiteiten met maatschappelijke partners. Een van de onderwijsinnovaties die we momenteel met een team van enthousiaste collega’s ontwikkelen binnen UCR is een programma voor persoonlijke en professionele ontwikkeling wat door het gehele curriculum loopt en is afgestemd op de individuele behoefte van de studenten. Studenten trainen vaardigheden zoals effectief samenwerken, omgaan met onzekerheid en reflectie. Ze ontwikkelen inzicht in hun eigen vaardigheden en maken dit zelfinzicht explicit in een persoonlijk portfolio.

Ten derde lijkt het niet alleen de ervaring op zichzelf, maar ook de manier waarop hierop wordt gereflecteerd bij te dragen aan met name de cognitieve component van empathie. Effectieve reflectie stimuleert het heroverwegen van eigen veronderstellingen of verwachtingen, wat kan leiden tot van nieuwe rollen en acties. Het faciliteert een verschuiving van passieve acceptatie van beschikbare informatie naar een bewuste en reflectieve manier van leren die echte veranderingen ondersteunt 43.  Momenteel mist het echter aan gedeelde opvattingen zowel bij UCR als daarbuiten wat effectieve reflectie is in de onderwijspraktijk 44,45. Een van de acties van de CEL programmaraad, met Roos de Jonge, Mariëlle Jambroes en mijzelf als trekkers, is het ontwikkelen van een handreiking voor reflectie waarin we, samen met ervaren docenten beter duiden wat de werkzame elementen van effectieve reflectie zijn, hoe we hier feedback op kunnen geven en hoe we reflectie kunnen beoordelen, daarmee rekening houdend met disciplinaire contexten waar nodig.

Samenvattend, CEL kan effectief bijdragen aan een vorm van diep en transformatief leren met vergrootte betrokkenheid bij het geleerde. Het vergroten van empathisch vermogen en ruimte bieden voor reflectie lijken daarbij belangrijke onderliggende factoren.

Ten tweede worden verschillende soorten kennis betrokken CEL

Dit brengt me op de tweede waarde en wellicht ook het aspect van CEL wat het meest ter discussie staat, namelijk dat niet alleen academische kennis, maar ook andere soorten kennis zoals persoonlijke ervaringen, een onderdeel vormen. De dominante visie is dat academische kennis van grote waarde is, mede vanwege de fundamentele componenten waarover het beschikt, namelijk, transparantie; de bron kan worden getraceerd, codificatie; de kennis kan worden weergeven in bijvoorbeeld woord of symbool, reproductie; de kennis kan worden gereproduceerd en communicatie; de kennis kan worden gecommuniceerd en uitgedaagd. Het genereren en uitwisselen van academische kennis is het uitgangspunt van de universiteit. Toch benutten universiteiten ook al langer andere vormen van kennis. Vakgebieden binnen de gezondheidszorg, zoals de geneeskunde, combineren academische kennis met praktische, klinische kennis en ervaringskennis. In tegenstelling tot wetenschappelijke en klinische kennis is ‘ervarings- of lekenkennis’ gebaseerd op de ervaringen van de mensen die worden geconfronteerd met de uitdagende problemen van het dagelijks leven. Dit is bijvoorbeeld de directe ervaring met ziekte en/of handicap, of sociale omstandigheden zoals werkloosheid of middelengebruik. Maar wat is de waarde van deze kennis? Heeft het de potentie om het begrip van de aard en oorzaken van sociale problemen te vergroten 46? Walklate en Mythen (2011) 47 betogen bijvoorbeeld dat de zeer persoonlijke ervaring van het leven met huiselijk geweld, als een vorm van ‘anders weten’, een echte toegevoegde waarde biedt voor de risicobeoordeling van huiselijk geweld. Een ander voorbeeld zijn de ervaringen van bewoners in verpleeghuissettingen met hun gevoelens van existentiële eenzaamheid. Ik ben heel trots op onze promovendus Dick van de Kolk die met behulp van studenten van UCR deze groep ouderen en zorgmedewerkers bevraagd over eenzaamheid. Met de juiste benadering levert dit zeer waardevolle gesprekken op, niet alleen om een beter zicht te krijgen op het concept eenzaamheid maar ook voor bewoners zelf en medewerkers die een geholpen worden dit onderwerp bespreekbaar te maken. Een van de studenten beschrijft dit in haar bachelor scriptie als volgt:

This was an intense period, as I encountered some of the heartbreaking confrontations that residents with dementia face. However, the experience was also rewarding and eye-opening. It showed me how much these elderly are not just their illness, but first and foremost humans, with whom we can still share beautiful moments. In hindsight, getting these experiences was also a turning point in my personal life”.

Kortom ervaringskennis kan een rijker begrip geven van sociale problematiek, in laatste geval zoals die zich voordoet bij mensen met dementie.

Ten derde wordt erbij CEL gestreefd naar wederkerigheid

Community engagement biedt de mogelijk ons niet alleen te richten op studenten maar ook op docenten, professionals en burgers. Wederkerigheid vergroot daarbij het belang van alle partijen de relatie te bestendigen. Men kan beargumenteren dat vele andere vormen van leren buiten de muren van de universiteit hier ook aan voldoen. Een stage bijvoorbeeld biedt ook voordelen voor de organisatie en voordelen voor een student. Vele vormen van ervaringsleren hebben inderdaad hun eigen waarde. Wat in mijn visie de waarde van community engagement kan vergroten is dat alle partijen deelnemen aan een leerproces en dat het juist dit gemeenschappelijke leerproces is wat niet alleen de relatie duurzaam maakt, maar ook leidt tot de meest vruchtbare samenwerkingen. Mensen die in gezamenlijkheid leren maken namelijk niet alleen gebruik van hun individuele intelligentie maar ook van wat we noemen hun collectieve of groepsintelligentie. Studies van Anita Wooley 48 laten zien dat de groepsintelligentie stelselmatig hoger is dan de gemiddelde intelligentie van de individuen in de groep. Dit heeft niet alleen te maken met het begrijpen van elkaars perspectief, maar ook met de observatie dat onze beste ideeën en oplossingsrichtingen niet van 1 geest komen maar juist van de interactie tussen verschillende geesten. Interessant daarbij is dat des te beter we in staat zijn elkaar emoties te begrijpen en des te groter de wil is om samen te werken, des groter ons collectieve probleemoplossend vermogen is.

Maar hoe zetten we duurzame relaties waarin we samen leren op? In het Zeeuwse krijgen we hierin steeds meer ervaring, en niet alleen in de gezondheidszorg. Binnen het Delta Climate Center werken we samen met zes kennisinstellingen, namelijk Scalda, de HZUAS, UCR, UU, WUR en het NIOZ en partners uit de samenleving, het bedrijfsleven en beleid, aan kennis voor een veerkrachtige delta. Binnen drie van de meerjarige onderzoeksprojecten gaan we onderzoeken met postdoc Jackie Askin en onder leiding van Bert van den Brink en mijzelf wat de eigenschappen zijn van trans-disciplinaire samenwerking en hoe we hiervan leren om de samenwerking maximaal effectief te laten zijn voor alle betrokkenen. Voor een deel zullen deze factoren sterk context afhankelijk zijn. Een ander deel is wellicht zeer vergelijkbaar met de fricties in de samenwerkingen die ook waar te nemen zijn in de zorg.

Een andere structurele samenwerking is de academische werkplaats ouderenzorg Zeeland 49. Met Robbert Huijsman, Nathalie van de Zande en mijzelf als coördinerend team werken we al zo’n 10 jaar samen met de ouderenorganisaties, zorgorganisaties, beleids- en kennisinstellingen aan het verbeteren van de Zeeuwse ouderenzorg. Het samenbrengen van de wensen en belangen van al deze partners is niet eenvoudig en in deze tien jaar hebben we een continue zoektocht gehad om met elkaar de juiste vragen te stellen en alle soorten kennis tot hun recht te laten komen. Maar ook met mooie opbrengsten waaronder een steviger samenwerking tussen de partijen.

Een prangende vraag bij het opzetten van deze langdurige samenwerkingsverbanden, is hoe de noodzaak van soms langdurig en traag onderzoek of semester gebonden onderwijs valt te combineren met de wens van maatschappelijke partners naar de oplossing van acute problemen. Juist door steeds ruimte te bieden om samen te leren scheppen we wederzijdse betrokkenheid voor het te werken aan de lange termijn oplossingen terwijl er ook ruimte is samen te werken aan de realiteit van de dag. Binnen de academische werkplaats is daarom ruimte voor lange termijn projecten, zoals promotietrajecten van maar ook voor klein maar fijn projecten. Een mooi voorbeeld hiervan is het project “praat samen over morgen” waarin, na training van docenten en ontwikkeling van een nieuwe module in het MBO zorg onderwijs, studenten het gesprek aangaan met hun cliënten om te praten over hun toekomstige gezondheid en wat ervoor nodig is om hun eigen wensen op gebied van zorg en gezondheid waar te maken. We zijn gestart met dit project op het MBO, maar de ambitie is ook HZUAS en UCR studenten deze kans te bieden.

Bovengenoemde samenwerkingen laten zien dat de Zeeuwse kennisinstellingen een goede modus voor samenwerking lijken te vinden met partners buiten de regio maar ook in de regio. De bereidwilligheid van UCR en HZUAS om mij een gecombineerde positie te bieden is hier denk ik ook een voorbeeld van. Ik ben de HZUAS dan ook zeer dankbaar voor de mogelijkheden die ze mij bieden als lector ouderenzorg.

Wel valt op als we kijken naar de transdisciplinaire samenwerkingen en de CEL initiatieven hierbinnen dat er veel onderzoek is gedaan naar de leerervaring van studenten, wat minder naar de effecten van de interventie op de maatschappelijke partner en zeer weinig naar de effecten op docenten en onderzoekers. Ik denk dat onderzoek naar de effecten van CEL op de professionele ontwikkeling van docenten cruciaal is voor acceptatie en waardering van deze activiteiten. In hoeverre voelen docenten zich nog steeds beoordeeld op hun wetenschappelijk output en is dit perceptie of werkelijkheid? Hoe bieden we ruimte in de loopbaan van wetenschappers voor het doen van wat sommigen noemen, te praktische en weinig academische activiteiten? De UU speelt een voortrekkersrol bij het anders erkennen en waarderen van medewerkers. Het zal echter tijd kosten deze nieuwe cultuur te omarmen en implementeren. Ik voel mij enorm bevoorrecht dat de UU en UCR mij de ruimte bieden voor een ander carrièreperspectief waarbij teamwork en maatschappelijke betrokkenheid worden erkend en gewaardeerd.

Tot slot

Ik begon met de vraag wat is de rol van de universiteit is en welke rol zou UCR daarin moeten spelen. Maatschappelijk betrokkenheid is van grote waarde omdat we op deze wijze bijdragen aan de transities waar we voor staan, zoals de gezondheidszorgtransitie. Juist in deze tijd waarin de samenleving gepolariseerd lijkt en bezuinigingen in het hoger onderwijs als een donderwolk boven ons hoofd hangen, hebben we reden om zichtbaar te zijn als college en dienstbaar te zijn voor de samenleving. Het is dus geen zorg voor later, het heeft urgentie. Vele docenten en studenten binnen UU en UCR hebben CEL de laatste jaren op de kaart gezet. De CEL programmaraad heeft hier een ondersteunende rol kunnen spelen. Zo zijn er recent afspraken gemaakt tussen de rector en vice-decanen onderwijs om maatschappelijke betrokkenheid te verankeren in de eindtermen van elke opleiding. Binnen UCR zien we dat hier steeds meer invulling aan gegeven wordt; er is een groei van het aantal zogenaamde CEL cursussen en andere maatschappelijke activiteiten.

Maar het is niet enkel een derde missie; community engaged learning biedt een voedingsbodem voor diep en transformerend leren en draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van onze docenten en studenten. Het biedt studenten de kans om richting te geven aan hun verlangen een verschil te maken in een wereld waarin de problemen groot en onoverzichtelijk zijn. Ik wil dan ook eindigen met dit hoopvolle citaat van een van de studenten uit de cursus van Nancy Mykoff wat dit zo mooi duidelijk maakt.  De student verbleef in de CEL cursus van Mykoff enkele weken bij de Dakota’s, een inheems Noord-Amerikaans volk, gemarginaliseerd door kolonisatie, geforceerde relocatie en assimilatie. Dit is wat ze schrijft.

“The Dakotas helped us understand that there are alternative ways of relating to each other. I thought it was very important to understand their message also on an individual level. Sometimes, I get carried away by big ideas that are focused too much on the future, their words reminded me that the small actions matter, that taking care of your elders, and loving deeply is an act of resistance too.”

Dankwoord

Ik wil u allemaal bedanken voor uw aanwezigheid en belangstelling vandaag. In het bijzonder dank ik de personen die belangrijk zijn geweest in de aanloop naar deze dag. Om te beginnen zijn dit de mensen met wie ik samenwerk in en die mij dagelijks inspireren. Dit zijn mijn collega’s van University College Roosevelt, met name de mensen in de CEL special interest groep: Nancy, Helle, Michael, Christine Crommelin, Sandra, Inez. Ook de mensen uit ons onderwijsinnovatie team zijn een bron van inspiratie voor mij, waaronder Sole, Anya, Christine, Christine, Michael en Jessie. Ook wil ik de ons fijne team vanuit de CEL programmaraad van de UU bedanken: James, Christianne, Roos van Lin, Roos de Jonge, Kim, Markha, Jorg, Anneke, Irina, Rebecca, Lorena en Mariëlle. Ik leer heel veel van jullie.

Dan wil ik het huidige en voormalige leiderschap van UCR bedanken voor het mogelijk maken van deze plek, met name Bert van den Brink, Etienne de Jager en Edward Nieuwenhuis, die vaak veel meer vertrouwen in mij hadden dan ikzelf. Vanuit de HZUAS bedank ik graag de mensen uit het lectoraat ouderenzorg en ook de andere lectoraten.  Nathalie, Helma, Ingrid, Stef, jullie zijn de motor achter veel van de projecten die ik noemde. Dank ook aan de overkoepelende leiding van het ARC Vitality Olaf, Margot en Barbara.

Dan natuurlijk het AWOZ-kernteam, Robbert en Nathalie, dank voor jullie onvermoeibare inzet en jullie geloof in de AWOZ.  En Dick, onze eerste van vier AWOZ-promovendi. Ook alle partners binnen en buiten de AWOZ wil ik bedanken. Jullie hebben mij vaak teruggebracht in de realiteit van jullie praktijk.  En uiteraard wil ik ook alle studenten bedanken, die me blijven verrassen en verrijken. Marieke van der Laar verdient een extra bedankje voor het organiseren van dit moment, wat altijd meer vraagt aan tijd en aandacht dan gedacht. Ik wil mijn lieve vrienden bedanken voor hun steun en vooral voor de broodnodige afleiding in de vorm van wandelingen, een telefoontje of een goed glas bier. Lieve familie jullie steun is er altijd, op afstand maar onvoorwaardelijk. Speciale dank gaat uit naar mijn kinderen die het maar met mij hebben uit te houden. Dennis, Robin, Samantha dank voor jullie gezelligheid, jullie humor en support. En ten slotte, er zijn niet veel mensen die kunnen zeggen dat ze hun eigen privé pedel hebben, maar ik wel. Richard ik kan je niet genoeg vertellen hoeveel je voor me betekent. Dank voor jouw liefde.

Ik heb gezegd.

Bronnen

  1. Henk Kummeling, Manon Kluijtmans, Frank Miedema. De Universiteit in Transitie (2024). https://uu.trialanderror.org/projects/de-universiteit-in-transitie
  2. What is the living situation of the elderly in the Netherlands? (2020)
  3. WHO: Global strategy and action plan on ageing and health. (2019) Geneva, World Health Organisation.
  4. Liu JX, Goryakin Y, Maeda A, Bruckner T, Scheffler R. (2017) Global Health Workforce Labor Market Projections for 2030. Hum Resour Health. 3;15(1):11.
  5. Johnson, KF, (2019) Preparing 21st century counselors and healthcare professionals: Examining technology competency and interprofessional education comfort. The Journal of Counselor Preparation and Supervision, 12, 7.
  6. Reeve C, Woolley T, Ross SJ, Mohammadi L, Halili SB Jr, Cristobal F, Siega-Sur JL, Neusy AJ. (2017) The impact of socially-accountable health professional education: A systematic review of the literature. Med Teach. 39(1):67-73.
  7. NIDI- en CBS-tussenrapport: Bevolking 2050 in beeld: drukker, diverser en dubbelgrijs.
  8. Hinkema MJ, van Heumen SPM, Egter van Wissekerke NG, Hinkema J. Prognose capaciteitsontwikkeling verpleeghuiszorg (2019) Report number R12033.
  9. Gopal K, de Kort J, Linckens D, Marchal B, Veen A. (2022) Houdbaarheid ouderenzorg tot 2050 Scenario’s voor toekomstig zorggebruik, arbeidsmarkt en huisvesting Uitgevoerd in opdracht van AZW Begeleid door Actiz.
  10. Spillman BC, Pezzin LE. (2000) Potential and active family caregivers: changing networks and the “sandwich generation”. Milbank Q. 78(3):347-74.
  11. CBS: Zorguitgaven: Kerncijfers (2023)
  12. Lee H, Jin S, Henning-Smith C, Lee J, Lee J. (2021) Role of Health Literacy in Health-Related Information-Seeking Behavior Online: Cross-sectional Study J Med Internet Res;23.
  13. Murero M, Rice RE. (2013) The Internet and Health Care: Theory, Research, and Practice. Milton Park, UK: Routledge.
  14. Livingston G, Huntley J, Liu KY, Costafreda SG, Selbæk G, Alladi S, Ames D, Banerjee S, Burns A, Brayne C, Fox NC, Ferri CP, Gitlin LN, Howard R, Kales HC, Kivimäki M, Larson EB, Nakasujja N, Rockwood K, Samus Q, Shirai K, Singh-Manoux A, Schneider LS, Walsh S, Yao Y, Sommerlad A, Mukadam N. (2024) Dementia prevention, intervention, and care: 2024 report of the Lancet standing Commission. Lancet. 10;404(10452):572-628.
  15. van Gils, P., Suijkerbuijk, A., Polder, J. et al. (2020) Nederlandse preventie-uitgaven onder de loep. TSG Tijdschr Gezondheidswet 98, 92–96.
  16. Nationaal Preventieakkoord Convenant | 23-11-2018
  17. Rademakers, J. (2016) De actieve patiënt als utopie. www.nivel.nl
  18. Heijmans M, Brabers AEM, Rademakers J. (2018) Health Literacy in Nederland [health literacy in the Netherlands].
  19. Klok J, van Tilburg TG, Suanet B, Fokkema T, Huisman M. (2017) National and transnational belonging among Turkish and Moroccan older migrants in the Netherlands: protective against loneliness? Eur J Ageing. 30;14(4):341-351.
  20. SCP Zorg en ondersteuning (2019).
  21. WHO Health inequality monitor
  22. Huber M, Knottnerus JA, Green L, van der Horst H, Jadad AR, Kromhout D, Leonard B, Lorig K, Loureiro MI, van der Meer JW, Schnabel P, Smith R, van Weel C, Smid H. (2011) How should we define health? BMJ. 26;343.
  23. Huber, M.; van Vliet, M.; Giezenberg, M.; Winkens, B.; Heerkens, Y.; Dagnelie, P.C.; Knottnerus, J.A. (2016) Towards a “patient-centred” operationalisation of the new dynamic concept of health: A mixed methods study. BMJ Open 12;6(1).
  24. Holt-Lunstad, J. (2024), Social connection as a critical factor for mental and physical health: evidence, trends, challenges, and future implications. World Psychiatry, 23: 312-332.
  25. A Machielse afscheidsrede 11 oktober (2023) Afvallers en afhakers. Over eenzaamheid, sociaal isolement en een weerbare samenleving.
  26. Ungar Michael, The Social Ecology of Resilience: A Handbook of Theory and Practice (New York: Springer, 2012)
  27. Conway, J.M.; Amel, E.L.; Gerwien, D.P. (2009) Teaching and Learning in the Social Context: A Meta-Analysis of Service Learning’s Effects on Academic, Personal, Social, and Citizenship Outcomes. Teach. Psychol., 36, 233–245.
  28. Warren, J.L. (2013) Does Service-Learning Increase Student Learning? A Meta-Analysis. MJCSL, 18, 56–61.
  29. Hahn, T. W., & Hatcher, J. A. (2015). The relationship between enrollment in service-learning courses and deep approaches to learning: A campus study. Journal of Regional Engagement, Vol 4, Number 2, p. 55,
  30. Kuh GD. High-impact educational practices: what they are, who has access to them, and why they matter. Association of American Colleges and Universities. 2008.
  31. Mezirow, J. (1991). Transformative dimensions of adult learning. San Francisco: Jossey-Bass.
  32. Mezirow, J. (2000). Learning to think like an adult: Core concepts of transformation theory. In J. Mezirow (Ed.), Learning as transformation: Critical perspectives on a theory in progress, 3-33.
  33. Al Hakani MA, Grimmett EA, Laios E, Frank J, Srikantha S, Wilson K, Metcalfe K, Hamm C, Porter LA, Cavallo-Medved D. (2024) High-impact practices in cancer education and research: Undergraduate students’ perceptions of skills and career development. Biochem Mol Biol EducMay 30.
  34. Thaivalappil A, Coghlin R, Bell C, Dougherty B, Duench S, Janicki R, Papadopoulos A. (2023) A mixed-methods assessment of community-engaged learning in a Master of Public Health program. SAGE Open Med. 29;11.
  35. Reeve, C, Woolley, T, Ross SJ, Mohammed L, Ben Halili Jr S, (2017) The impact of socially accountable health professional education: A systematic review of the literature; 39(1):67-73.
  36. James L McGaugh, (2018) Emotional arousal regulation of memory consolidation, Current Opinion in Behavioral Sciences, 19.
  37. Cuff, B. M. P., Brown, S. J., Taylor, L., & Howat, D. J. (2016). Empathy: A Review of the Concept. Emotion Review, 8(2), 144-153.
  38. Baek, EC, Parkinson C, (2022) Shared understanding and social connection: Integrating approaches from social psychology, social network analysis, and neuroscience – Social and Personality Psychology Compass.
  39. Reimer, N.K., Love, A., Wölfer, R (2021) Building Social Cohesion Through Intergroup Contact: Evaluation of a Large-Scale Intervention to Improve Intergroup Relations Among Adolescents. J Youth Adolescence 50, 1049–1067.
  40. Chloe S. Gordon, M.A. Pink, H. Rosing, S. Mizzi, (2022) A systematic meta-analysis and meta-synthesis of the impact of service-learning programs on university students’ empathy, Educational Research Review, 37.
  41. Wu YE, Hong W. Neural basis of prosocial behavior. Trends Neurosci. 45(10):749-762.
  42. Hein G, Engelmann JB, Vollberg MC, Tobler PN. (2016) How learning shapes the empathic brain. Proc Natl Acad Sci U S A. 5;113(1):80-5.
  43. Brock S. E. (2010). Measuring the importance of precursor steps to transformative learning. Adult Education Quarterly, 60, 122-142.
  44. Lin Guo (2022) How should reflection be supported in higher education? — A meta-analysis of reflection interventions, Reflective Practice, 23:1, 118-146.
  45. K. Y. Chan, K. K. W. Lee, (2021) Reflection literacy: A multilevel perspective on the challenges of using reflections in higher education through a comprehensive literature review. Educational Research Review. 32.
  46. Caron-Flinterman J ., Broerse E.W., Bunders F.G., (2005) The experiential knowledge of patients: a new resource for biomedical research? Social Science & Medicine,Volume 60, 11, 2575-2584.
  47. Walklate, S., & Mythen, G. (2011). Beyond risk theory: Experiential knowledge and ‘knowing otherwise’. Criminology & Criminal Justice, 11(2), 99-113.
  48. Woolley A, (2010). Evidence for a Collective Intelligence Factor in the Performance of Human Groups. Science 330,686-88.
  49. awoz.nl